FÉDÉRATION
CYNOLOGIQUE INTERNATIONALE SECRÉTARIAT
GÉNÉRAL : 13. Place Albert I — BE - 6530 THUIN (Belgium) FCI-Standard N° 97 / 05. 03. 1998 / DUITSE
SPITZEN, KEESHOND EN POMERANIAN
INBEGREPEN (Niet
officiële vertaling uit het Duits : Dhr
& Mw C Roets-Van Hoof) (Niet
officiële vertaling van de wijzigingen van 5 maart 1998 : Mw MJ Vanhaelen) (© Deutscher Spitz Club of Belgium -D.S.C.B.) LAND
VAN OORSPRONG
:
Duitsland PUBLICATIEDATUM
VAN DE GELDENDE
STANDAARD
:
05.03.1998 AANWENDING
:
Waak-
en gezelschapshond. F.C.I.
:
Groep 5
Spitzen en oertypes
Sectie 4
Europese Spitzen
Zonder werkproef. KORT
GESCHIEDKUNDIG OVERZICHT
:
Duitse Spitzen zijn nakomelingen van Turfhonden "Canis familiaris palustris
Rüthimeyer" uit het Steentijdperk en de latere
"Paalwonigspitzen" en zijn het oudste honderas uit Midden-Europa.
Talrijke andere rassen zijn hieruit voortgekomen. In de niet-duitssprekende
landen worden de Wolfsspitzen ook "Keeshond" en de Dwergspitzen ook
"Pomeranian" (van Pommeren) genoemd. ALGEMENE
VERSCHIJNING
:
Spitzen bekoren door een mooie, dankzij een rijkelijke onderwol, uitstaande
vacht. Bijzonder opvallend is de, rond de hals liggende, sterke manenachtige
kraag en de pluimig behaarde staart die fier over de rug wordt gedragen. Het
vos-achtig hoofd met schrandere ogen, de spitse, kleine, dicht bij elkaar
staande oren, verlenen de Spitz zijn karakteristiek stoutmoedig uiterlijk. BELANGRIJKE
MAATVERHOUDINGEN :
Verhouding van de schofthoogte tot de lengte van de hond is 1:1. GEDRAG
EN KARAKTER
:
De Duitse Spitz is steeds opmerkzaam, levendig en buitengewoon aanhankelijk
tegenover zijn eigenaar. Hij is zeer leergierig en gemakkelijk op te voeden.
Zijn wantrouwen tegenover vreemden en zijn gebrek aan jachtinstinct maken hem
tot ideale bewaker van huis en erf. Hij is noch angstig noch agressief. Bestand
tegen alle weer, zijn robuustheid en hoge levensverwachting zijn belangrijkste
eigenschappen. HOOFD
: BOVENHOOFD
: Het middelgrote Spitz-hoofd is, van boven gezien, achteraan het breedst en
versmalt kegelvormig tot de neuspunt. Stop
: Matig tot goed gemarkeerd, maar nooit abrupt. AANGEZICHT
: Neus
: De neustop is rond en klein. De neusspiegel is gitzwart; bij de bruine Spitzen
donkerbruin. Snuit
: De snuit is niet te lang en staat in proportioneel passende verhouding tot
het bovenhoofd. (Bij de Wolfspitz/Keeshond, de Grote Spitz en de Middenslag
Spitz is de verhouding ‘lengte van de snuit / lengte van het bovenhoofd‘
ongeveer 2 / 3, bij de Kleine Spitz en de Dwergspitz / Pomeranian ongeveer 2 /
4). Lippen
: De lippen zijn niet overhangend, zijn strak en vertonen geen plooien in de
mondhoeken. Zij zijn bij alle kleurslagen zwart, bij de bruine Spitzen
donkerbruin. Kaken,
tanden
: De kaken zijn normaal ontwikkeld en vertonen een volledig schaargebit met 42
tanden volgens de tandformule bij de hond. De achterkant van de bovenste
snijtanden komen in nauw kontakt over de voorkant van de onderste snijtanden, de
tanden zijn haaks ingepland ten opzichte van de kaken. Bij Kleine Spitzen en de
Dwergspitzen/Pomeranian wordt beperkt premolarenverlies getolereerd. Een
tanggebit is toelaatbaar bij alle Spitzen. Wangen
: De wangen zijn zacht afgerond, niet uitstekend. Ogen
: De ogen zijn middelgroot, langwerpig gevormd, ietwat schuin gezet, van donkere
kleur. De oogleden zijn zwart gepigmenteerd bij alle kleurslagen, donkerbruin
bij de bruine Spitzen. Oren
: De kleine Spitz-oren zijn hoog aangezet en staan relatief dicht bij elkaar,
driehoekig gespitst, worden zij steeds rechtopstaand met stevige punt gedragen. HALS
:
De middellange hals is breed op de schouders gezet, in de nek licht gewelfd,
zonder wamvorming en bedekt met een manenachtige kraag. LICHAAM
: Toplijn
: De toplijn begint bij de punt van de rechtop gedragen oren en gaat met een
zachte boog over in de korte rechte rug. De pluimige gebogen staart, die de rug
gedeeltelijk bedekt, rond het silhouet af. Schoft
/ rug
: De hoge schoft gaat vloeiend over in de zo kort mogelijke rechte stevige rug. Lendenen
: kort, breed en krachtig. Kruis
:
Het kruis is breed en kort, niet afhangend. Borst
: De diepreikende borst is goed gewelfd, de voorborst goed ontwikkeld. Onderlijn
: De borstkas reikt bij voorkeur ver terug, de buik is slechts matig
opgetrokken. STAART
:
De staart, zeer pluimig behaard, is hoog aangezet, middellang, direct aan de
staartwortel opwaarts en naar voren over de rug gerold, vast op de rug liggend.
Een dubbele krul aan het uiteinde van de staart wordt aanvaard. LEDEMATEN
VOORHAND
: Algemeen
: Recht, eerder breed front. Schouders
: Het schouderblad is lang en ligt schuin achteruit. De ongeveer even lange
bovenarm maakt met het schouderblad een hoek van 90°. De schouder is goed
gespierd en stevig aan de borstkas bevestigd. Ellebogen
: Het ellebooggewricht is krachtig, tegen de borstkas aanliggend en wordt noch
naar binnen noch naar buiten gedraaid. Onderarm
: De onderarm is middellang, in verhouding tot de romp stevig en zeer recht, aan
de rugzijde goed bevederd. Voormiddenvoet
: De krachtige, middellange voormiddenvoet staat tot de onderarm in een hoek van
ongeveer 20° tot de loodrechte. Voeten
: De voorvoeten zijn zo klein mogelijk, rond, met aaneengesloten en goed
gewelfde tenen (kattevoeten). Nagels en eeltkussens zijn zwart bij alle
kleurslagen, bruin bij de bruine Spitzen. ACHTERHAND
: Algemeen
:
De achterhand is zeer gespierd en tot het spronggewricht is een weelderige broek
aanwezig. De achterbenen staan recht en parallel. Boven-
en onderbeen
: Boven- en onderbeen zijn ongeveer even lang. Knie
: Het kniegewricht is krachtig, matig gehoekt en wordt tijdens de beweging noch
naar binnen noch naar buiten gedrukt. Achtermiddenvoet
: De achtermiddenvoet is middellang, zeer krachtig en staat loodrecht op de
bodem. Voeten
: De achtervoeten zijn zo klein mogelijk, rond met goed gesloten en gewelfde
tenen (kattevoeten) ; de eeltkussens zijn resistent. De kleur van de nagels en
de eeltkussens is zo donker mogelijk. GANGWERK
:
Als gevolg van een stevige tred is de beweging van de Duitse Spitz vloeiend en
verend ; de ledematen worden recht vooruit bewogen. HUID
: De
huid ligt strak om het lichaam, zonder enige plooivorming. VACHT
AARD
VAN HET HAAR
: De Duitse Spitz heeft een dubbel haarkleed : lang, recht, uitstaand dekhaar en
korte, dikke, wattige onderwol. Hoofd, oren, voorzijde van voor- en achterbenen
en voeten zijn kort en dicht (fluwelig) behaard, de rest van het lichaam is lang
en rijk behaard. Niet golvend, gekruld of ruig, op de rug geen scheiding. Hals
en schouders worden door dichte manen bedekt. De rugzijde van de voorbenen is
goed bevederd, de achterbenen van het kruis tot het spronggewricht weelderig
bebroekt, de staart pluimig behaard. KLEUR
VAN HET HAAR :
a)
Wolfspitz / Keeshond
:
Wolfsgrauw (grauwgewolkt). b)
Grote Spitz
:
Zwart, bruin, wit. c)
Middenslag Spitz
:
Zwart, bruin, wit, oranje, wolfsgrauw (grauwgewolkt) en anderskleurig. d)
Kleine Spitz
:
Zwart, bruin, wit, oranje, wolfsgrauw (grauwgewolkt) en anderskleurig. e)
Dwergspitz / Pomeranian
: Zwart,
bruin, wit, oranje, wolfsgrauw (grauwgewolkt) en anderskleurig. Zwarte
Spitz
: Bij de beharing van de zwarte Spitz moet ook de onderwol, evenals de huid
donker gekleurd zijn en de kleur aan het oppervlak moet gitzwart zijn zonder
enig wit of enige andere aftekening. Bruine
Spitz
: De bruine Spitz moet gelijkmatig éénkleurig donkerbruin zijn. Witte
Spitz
: Het haar moet zuiver wit zijn zonder enige, in het bijzonder gelige, schijn
die vooral aan de oren veel voorkomt. Oranje
Spitz
: De oranjekleurige Spitz moet gelijkmatig éénkleurig zijn, met een
middelmatige nuance. Wolfsgrauwe
Spitz (grauwgewolkt) / Keeshond : wolfsgrauw is zilvergrijs met zwarte haarpunten.
De snuit en de oren zijn donker. Rond de ogen is er een tekening als van een
zuiver gemarkeerd "brilletje", die een delicaat getekende lijn vormt,
gaande van het buitenste oogpunt naar de onderste aanhechting van het oor en die
samen met zuivere arceringen en schaduwrijke vervloeiingen korte en expressieve
wenkbrauwen vormen. De manen en schouderring zijn licht. Voor- en achterbenen
zijn zilvergrijs zonder zwarte aftekening onder het elleboog- en kniegewricht,
behalve kleine donkere vlekken op de tenen. Zwarte staartpunt. Onderzijde van de
staart en broekbeharing zijn licht zilvergrijs. Anderskleurige
Spitz
: Onder de aanduiding anderskleurig vallen kleurschakeringen als crème, crème-sable,
oranje-sable, black and tan en bont. Bonten moeten een witte grondkleur hebben.
De zwarte, bruine, grauwe en oranje kleurvlekken moeten over het ganse lichaam
verdeeld zijn. GROOTTE
EN GEWICHT
:
a)
Wolfspitz/Keeshond
49 cm +/- 6 cm
b)
Grote Spitz
46 cm +/- 4 cm
c)
Middenslag Spitz
34 cm +/- 4 cm
d)
Kleine Spitz
26 cm +/- 3 cm
e)
Dwergspitz/Pomeranian
20 cm +/- 2 cm
Exemplaren onder de 18 cm zijn ongewenst. Gewicht
: Elke variëteit van de Duitse Spitz moet een met zijn grootte overeenstemmend
gewicht hebben. FOUTEN
:
Elke afwijking van de voornoemde punten moet als fout aanzien worden. De
beoordeling hiervan moet in de juiste verhouding staan tot de graad van de
afwijking. ZWARE
FOUTEN
: ·
Fouten
in de bouw. ·
Te
vlak hoofd, uitgesproken appelkop. ·
Vleeskleurige
neus, oogleden en lippen. ·
Het
ontbreken van tanden bij Wolfs- , Grote- en Middenslag Spitzen. ·
Te
grote, te klare of uitpuilende ogen. ·
Fouten
in de beweging ·
Ontbreken
van de karakteristieke tekening op het gezicht van de Wolfspitz / Keeshond. FOUTEN
DIE HET FOKKEN UITSLUITEN
: ·
Niet
gesloten fontanel. ·
Boven-
of onderbijten. ·
Entropion
of ectropion. ·
Tiporen.
·
Duidelijke
witte vlekken bij alle grootteslagen. N.B.
: De reuen
moeten twee normale teelballen hebben die volledig in het scrotum zijn
afgedaald. |
© du Loup de Samarah *** Last modification : 25-11-2006 |